Natuurgeneeskunde
Kruidengeneeskunde, Natuurgeneeskunde, ook wel fytotherapie, ('behandeling met planten') genoemd, is het behandelen van gezondheidsklachten en ziekten met plantaardige middelen.
Fytotherapie wordt vaak ten onrechte aangeduid met de term 'homeopathie'.
In de kruidengeneeskunde gebruikte plantaardige middelen noemt men kruidengeneesmiddelen of fytotherapeutica. De definitie van de Nederlandse Vereniging voor Fytotherapie luidt: "Geneesmiddelen die als actieve ingrediënten uitsluitend planten, delen van planten of plantenmaterialen of combinaties daarvan bevatten, in ruwe of bewerkte staat.
Medicinale planten zijn planten, die gebruikt werden of worden om hun geneeskrachtige werking.Vele medicijnen die vandaag de dag gebruikt worden zijn gebaseerd op werkzame stoffen die in planten ontdekt werden. Wilgenbast bevatbijvoorbeeld de stof salicine, waarop aspirine gebaseerd is.
https://nl.wikipedia.org/wiki/Categorie:Medicinale_plant
Kruidenmiddelen kunnen op veel verschillende manieren worden gemaakt en gebruikt.
De chemische samenstelling van deze bereidingen kan aanzienlijk verschillen, ook als deze van exact hetzelfde plantmateriaal worden gemaakt.
Natieve bereiding: als uitsluitend het zuivere, verse plantmateriaal wordt gebruikt
Perssap: het sap dat verkregen wordt door het uitpersen van het verse plantmateriaal (bladeren, bloemen, vruchten of wortels), al dan niet gesneden en/of gemengd met water. Perssap moet snel na productie worden geconsumeerd, omdat de houdbaarheid erg kort is. Deze kan verlengd worden door verhitten (bij commercieel verkrijgbare perssappen gebeurt dat via UHT), maar daarbij kunnen waardevolle enzymen geïnactiveerd worden.
Kruidenpoeder: poeder dat gemaakt wordt door gedroogde kruiden eerst te vermalen en vervolgens te verpulveren (meestal in een vijzel). Om verval van belangrijke inhoudsstoffen te voorkomen, wordt tegenwoordig plantmateriaal soms met vloeibare stikstof gekoeld en vervolgens fijngemalen. Het voordeel van deze bereidingswijze is dat er geen warmte vrijkomt bij het vermalen van de planten, waardoor de actieve inhoudsstoffen behouden blijven.
kruidenthee, infusie of tisane: men onderscheidt hierbij de volgende bereidingswijzen:
Aftreksel: men werpt de voorgeschreven hoeveelheid planten of het mengsel in kokend water, laat dit 5 à 10 minuten trekken.
Opgieten: Bij het opgieten worden de betreffende plantendelen met heet water overgoten. Meestal laat men het plantmateriaal circa 5 à 10 minuten trekken, terwijl men af en toe omroert. Afhankelijk van de temperatuur van het water en de duur van het trekken lossen de aanwezige bestanddelen in het water op. Bij kruiden met etherische oliën dient het trekken afgedekt plaats te vinden, om verlies van deze vluchtige bestanddelen zo veel mogelijk te voorkomen.
Afkooksel (decoct): de hardere of taaie delen van het kruid (houtachtige delen, schors, wortels) worden aan de kook gebracht met water en gebruikelijk is om dit mengsel circa 5 à 10 minuten te laten doorkoken. Vervolgens wordt het mengsel gezeefd en warm of koud gedronken. Decocten kunnen alleen worden gemaakt van planten die ook bij hitte hun werkzaamheid niet verliezen.
Verlengd infuus: Een half uur trekken met water van 90 - 100 graden Celsius.
Aangezien door enzymatische en oxidatieve invloeden de werkstoffen van waterige bereidingen relatief snel worden afgebroken, moeten deze direct na bereiding geconsumeerd worden.
Maceraat: een "koud" aftreksel in water bij 15 tot 25 graden Celsius. Maceratiein water wordt voornamelijk gebruikt bij kruiden met veel slijmstoffen (zoals hoornklaver, heemst of lijnzaad), omdat deze hun werkzaamheid verliezen bij verwarmen. Ook wordt dit gebruikt bij planten die stoffen die bij verhitten of koken prikkelende substanties vrijzetten. De tijdsduur voor het maken van een maceraat kan variëren van minuten tot zelfs weken. Een digeraat (digeratum) wordt op dezelfde wijze gemaakt, alleen is de temperatuur van het water daarbij 35 tot 45 graden Celsius.
Maceraten in glycerine, alcohol, olie of een ander oplosmiddel komen ook voor:
In de gemmotherapie wordt uitsluitend gebruikgemaakt van maceraten op basis van glycerine en alcohol (glycerinemaceraten), omdat het jonge plantmateriaal (knoppen en scheuten) dat voor de gemmotherapie wordt gebruikt, daarin het beste oplost.
Een kruidenolie wordt gemaakt door kruiden drie weken te laten macereren in een plantaardige olie en daarna af te zeven. Soms wordt dit proces versneld door de olie te verwarmen. Wanneer een kruidenolie met een alcoholische tinctuur wordt vermengd, ontstaat een kruidenbalsem. Een bekend voorbeeld is johannesolie, gemaakt van Sint-janskruid en knoflookolie.
Siroop: aftreksel van (meestal) vers plantmateriaal dat enkele weken in suikersiroop mag macereren en vervolgens wordt afgezeefd. Soms worden ook aftreksels, afkooksels, tincturen of plantensappen gemengd met de suikeroplossing en verwarmd tot alles opgelost is. Soms wordt in plaats van suikersiroop ook honing gebruikt. Bekende voorbeelden van medicinale siropen zijn tijmsiroop, dat een bekend middel tegen hoesten is, en venkelsiroop.
Tinctuur: een aftreksel van meestal vers (maar soms ook gedroogd) plantmateriaal in een mengsel van water en ethanol. Het alcoholpercentage bedraagt gewoonlijk 40 à 60%, in sommige gevallen zelfs 90%. Tincturen worden meestal volgens het voorschrift van een farmacopee geproduceerd.
Vloeibaar extract: aftreksel van meestal vers (maar soms ook gedroogd) plantmateriaal in een mengsel van water en alcohol, waarbij door filtering of destillatie een deel van de alcohol wordt verwijderd. De overgebleven alcohol fungeert dan als conserveermiddel. Het alcoholpercentage van vloeibare extracten is daardoor lager dan dat van tincturen, waardoor het plantmateriaal sterker geconcentreerd is.
Droogextract: aftreksel van plantmateriaal in oplosmiddel (bv. water, alcohol (ethanol), aceton, CO2of hexanol) waarbij het oplosmiddel volledig wordt verdampt. Een nebulisaat is een bijzondere vorm van een droogextract, waarbij het aftreksel wordt verneveld en het vernevelde extract tijdens het afdalen wordt gedroogd in hete lucht.
Etherische olie: de sterk geconcentreerde vluchtige oliën uit planten. Meestal wordt deze via stoomdestillatie gewonnen (bijvoorbeeld pepermuntolie), maar in geval van citrusvruchten vindt dat plaats door middel van koude persing. In de aromatherapie worden etherische oliën therapeutisch ingezet, maar etherische olie wordt soms ook aan massageolie
Kruidenazijn: een aftreksel van plantmateriaal in azijn. Het azijnzuur helpt actieve ingrediënten uit de kruiden te trekken en draagt bovendien bij aan de conservering.
Kruidendestillaat, geestof spiritus: een aftreksel van plantmateriaal in alcoholische dranken als wijn of jenever. Door de alcohol worden de inhoudsstoffen wel geëxtraheerd, maar de extractie is vaak minder dan van tincturen. Ook is de houdbaarheid minder dan die van tincturen. Voorbeelden: kruidenwijn, kruidenlikeur
Zalf: een zalf wordt bereid door plantmateriaal (bijvoorbeeld sap, extract of tinctuur) te mengen met een vette substantie, gewoonlijk vaseline of lanoline.
Kompressenen pleisters
Kruiden medicijn
Sinds mensenheugenis is bekend dat bepaalde planten een geneeskrachtige werking kunnen hebben en al even lang wordt daar gebruik van gemaakt.
Deze kruiden medicijnen hebben echter ook nadelen vooral wanneer we ze zelf maken:
de samenstellingen en kwaliteit van de grondstoffen varieert, waardoor een precieze dosering moeilijk is, tegenwoordig hebben we hier minder last van omdat de kruiden medicijnen vaak 'gestandaardiseerd' zijn. Er is gemeten hoeveel er van bepaalde stoffen in het gemaakte medicijn zitten.
plantaardige grondstoffen zijn veelal niet het hele jaar door vers beschikbaar. Conservering, zoals drogen, kunnen de samenstelling en werking veranderen.
Met de opkomst van de fytochemie werd het mogelijk de werkzame stof(fen) uit het plantenextract te isoleren, en de plantaardige geneesmiddelen te normeren.
In 1985 schatte de Wereldgezondheidsorganisatie dat bijna 80% van de bevolking in ontwikkelingslanden vanwege armoede en onvoldoende beschikbaarheid van moderne geneesmiddelen is aangewezen op kruidengeneeskunde. Haar beleid is dat landen actief de regulering van deze middelen ter hand nemen.
De werkzame stof in veel medicijnen in de moderne geneeskunde stamt oorspronkelijk uit planten, Voorbeelden zijn : Digoxine, codeïne, aspirine, colchicine, morfine, vincristine,